Suggesties voor onderzoek
Onderstaande onderzoekssuggesties lenen zich voor scriptie- of promotieonderzoek of kunnen als aanvullend bronmateriaal betrokken worden bij lopend onderzoek.
In de filologie werden tekstafschriften aanvankelijk vooral behandeld als tussenstation op weg naar een te reconstrueren (verloren) origineel. Tegenwoordig worden ze steeds vaker gebruikt in contemporain receptieonderzoek. Enkele suggesties uit vele:
- een 15de-eeuws afschrift van een incunabel kan informatie verschaffen over de schrijfgewoonten van een middeleeuwse kopiist (BPL 3469);
- een excerptenverzameling in 16 banden kan vertellen welke onderwerpen een anonieme Nederlander rond 1800 tijdens dertig jaar lectuur interessant vond (“Something from everything”);
- onderzoek van 19de-eeuwse gedichtenverzamelingen — in combinatie met gegevens over oplagen en heruitgaven — kan de populariteit van bepaalde auteurs en gedichten in kaart brengen.
Voor meer informatie: conservatoren handschriften, archieven en brieven Mart van Duijn of André Bouwman.
Het vriendenboek ontstond in de zestiende eeuw in universitaire kringen: hoogleraren en studenten legden een album aan waarin bevriende collega’s en medestudenten een geleerde bijdrage als aandenken noteerden. De Leidse universiteit blijkt voor de verbreiding van deze alba amicorum binnen Nederland van groot belang te zijn geweest. De vriendenboeken zijn voornamelijk aangelegd in twee periodes: ca. 1560-1650 en 1750-1800.
De UB Leiden bezit ruim 140 alba amicorum. Een deel daarvan is nog onvoldoende onderzocht, zowel individueel als in samenhang met elkaar. Alba kunnen inzicht bieden in sociale netwerken (wie gaat met wie om?), in ideeën over vriendschap, de vorm van inscripties, in literaire modes en in het citeren van gedichten en motto’s. — Vgl. K. Thomassen (ed.), Alba amicorum. Vijf eeuwen vriendschap op papier gezet. Het album amicorum en het poëziealbum in de Nederlanden.’s-Gravenhage 1990.
Voor meer informatie: conservatoren handschriften, archieven en brieven Mart van Duijn of André Bouwman.
Enkele jaren geleden verwierf de UB Leiden een dertigtal Duitse gebedenboeken, voornamelijk uit de tweede helft van de 18de eeuw. Ze bevatten morgen- en avondgebeden, misgebeden en gebeden ter voorbereiding op de biecht en de communie, geschreven in een Duitse cursief en vaak geïllustreerd met gravures.
Veel is nog onduidelijk over dit soort gebedenboeken. Onder welke omstandigheden en door wie werden ze gemaakt en gebruikt? Wat is hun relatie met de gedrukte gebedenboeken uit die tijd? Hoe verhouden ze zich tot de laatmiddeleeuwse voorlopers in de volkstaal? Voldoende grondstof voor diverse scripties!
Voor meer informatie: conservatoren handschriften, archieven en brieven Mart van Duijn of André Bouwman.
De archieven van de Waalse kerken bevatten veel informatie over de migratie van Franse protestanten (hugenoten) na 1685 (opheffing van het Edict van Nantes uit 1598 dat de hugenoten bescherming bood) en integratie van hen en hun nazaten. De archieven geven inzicht in de Nederlandse politieke situatie, de uitvoering van strafmaatregelen van de Franse overheid, de hulpverlening aan vluchtelingen en hun verblijf in Nederland. Ook bevatten de archieven bronnen over individuele personen en families.
Voor meer informatie: conservatoren handschriften, archieven en brieven Mart van Duijn of André Bouwman.
Het domein handschriften, archieven en brieven omvat een grote hoeveelheid egodocumenten, uit verschillende perioden in de geschiedenis. Handschriften als dagboeken, reisjournalen en brieven zijn unieke bronnen voor historisch onderzoek, omdat zij een inzicht bieden in persoonlijke ervaringen. Veel van dergelijke bronnen zijn nog niet onderzocht of zelfs nog volledig onbekend omdat geen editie beschikbaar is. Enkele handschriften die zich lenen voor het vervaardigen van een editie zijn:
- een reisjournaal van rond 1636: Joernael van de Reyse gedaen met de ses oostindische Retourschepen etc. van Batavia naert Patria (BPL 127e);
- een literair dagboek: François Haverschmidt, Souvenir Beekhuizen, 17 Juni tot 29 Juli 1870 (LTK 2199);
- een brievenboek: Brieven van en aan Cornelis de Jong van Rodenburgh, 1174-1839 (BPL 3012).
Voor meer informatie: conservatoren handschriften, archieven en brieven Mart van Duijn of André Bouwman.
In 1990 hield Prof. J.T.P. de Bruijn zijn inaugurele rede als hoogleraar Perzisch onder de titel De Ontdekking van het Perzisch. In deze rede van 20 pagina’s geeft hij een summier overzicht van het ontstaan van de Perzische studiën in 17e-eeuws Nederland door geleerden als Golius en Ludovicus de Dieu. De Leidse collecties van handschriften en gedrukten bevatten meer dan genoeg materiaal om dit onderzoek voort te zetten.
Voor meer informatie: conservator oosterse handschriften en oude drukken Arnoud Vrolijk.
Sinds 2006 beheert de UB Leiden het literaire archief en de persoonlijke stukken van Frans Kellendonk (1951-1990). Kellendonk was actief als literair auteur, vertaler en anglist en heeft een klein maar kwalitatief hoogstaand oeuvre opgebouwd. Kellendonks archief — waartoe ook behoren: geannoteerde drukken uit zijn bezit, documentatie van alle boeken uit zijn bibliotheek, en exemplaren van al het tijdens zijn leven gepubliceerde werk — is zeer geschikt voor kleinere en grotere literaire en culturele onderzoekingen. Een gedetailleerde inventaris is beschikbaar.
Voor meer informatie: conservatoren handschriften, archieven en brieven Mart van Duijn of André Bouwman.
De fotocollectie van de Universiteit Leiden bevat honderden historische albums uit de 19e en vroeg 20e eeuw met zeer uiteenlopende onderwerpen: familie-, reis-, koloniale fotografie maar ook bijzondere onderwerpen zoals een koninklijk jubileum of een historische studentenvereniging. Een onderzoek naar geschiedenis en context van een album is zeer geschikt voor een masterscriptie.
Voor meer informatie:
Maartje van den Heuvel, conservator fotografie
Anouk Mansfeld, conservator Zuid- en Zuidoost-Aziatische fotografie
In 1538 besloot sultan Süleyman de Grote tot een invasie van Jemen om meer controle uit te kunnen oefenen over de Portugese activiteiten in de Rode Zee. De Zayditische imams van Jemen verzetten zich met wisselend succes tegen de Osmanen. In 1597 maakten de Jemenieten zich meester van de vesting Kawkaban, maar ze werden het jaar daarop weer verdreven door de Osmaanse gouverneur Hasan Pasja ‘de Jemeniet’ (‘Yemenli’). De onderhandelingen betreffende de overgave werden aan de Jemenitische kant gevoerd door de secretaris `Amir ibn Muhammad al-Du`ami, die daarna zo verstandig was om in dienst te treden van Hasan Pasja. Om een goede indruk te maken op zijn nieuwe broodheer schreef hij een Arabischtalig verslag van de verovering, al-Rawd al-hasan fi akhbar siyar Mawlana Sahib al-Sa`ada al-Basha Hasan fi ayyam wilayatihi bi-iqlim al-Yaman (‘De Goede Tuin over de berichten van de daden van Onze Meester, de Bezitter van het Geluk Hasan Pasja gedurende de dagen van zijn gouverneurschap over Jemen’).
Het is het enige bekende exemplaar van de tekst, waarschijnlijk in de hand van de auteur zelf. Volgens het colofon maakte het deel uit van de privé-bibliotheek van Hasan Pasja. Deze overleed in 1607 in Istanbul en enkele decennia later werd het handschrift aangekocht door Levinus Warner (Cod. Or. 477, zie EI 1, dl. II, p. 299; Brockelmann GI 401). Over de tussenliggende periode is niets bekend. In 1838 werd een Latijnse vertaling van de tekst in Leiden uitgegeven door Antonie Rutgers (1805-1884). Een editie van de Arabische tekst zou een interessant licht werpen op de Ottomaanse bezetting van Jemen.
Voor meer informatie: conservator oosterse handschriften en oude drukken Arnoud Vrolijk.
In 1514 werd de eerste kaart gedrukt in de Noordelijke Nederlanden. Het was een wereldkaart die omgenomen werd in de Divisiekroniek, uitgegeven door Jan Seversz. in Leiden. Op landmeetkundig gebied was het Hoogheemraadschap van Rijnland toonaangevend. Belangrijke landmeters, zoals de familie Dou, komen uit Leiden. Interessant is ook de rol die de landmeetkundige opleiding (Nederduytsche mathematique) aan de universiteit speelde. Ook zijn er cartografen en graveurs geweest die in Leiden gewoond en gewerkt hebben, zoals Pieter Bast en J.E. van Gorkum. Hoewel de kaartproductie in Leiden niet te vergelijken is met die in Amsterdam kent Leiden door de eeuwen heen vele uitgevers op cartografisch gebied. Gedacht kan worden aan het Leidse filiaal van Plantijn (met Waghenaer's Spieghel der Zeevaert, 1584) en Pieter van der Aa. Ook in de negentiende eeuw waren er in Leiden vele uitgevers die atlassen op de markt brachten (o.a. Van Santen, Noothoven van Goor, Sijthoff. Een interessant scriptieonderwerp kan de cartografische productie van zo'n Leidse uitgever zijn.
Voor meer informatie: conservator kaarten en atlassen Martijn Storms.
In de zeventiende en achttiende eeuw is een groot aantal tekeningen van planten en dieren gemaakt door vaak gespecialiseerde kunstenaars als Merian, Withoos of Hengstenburg. Het gaat niet om veestukken of huisdieren maar om (haast) natuurwetenschappelijke tekeningen van vaak exotische dieren en planten. De tekeningen werden om uiteenlopende redenen gemaakt, als documentatie, wegens wetenschappelijke motieven of speciaal voor verzamelaars van dit soort tekeningen.
De Universiteitsbibliotheek bezit een behoorlijk aantal van dit soort tekeningen die als uitgangspunt kunnen dienen voor een meer of minder groot onderzoek.
Voor meer informatie: conservator tekeningen en prenten Jef Schaeps.
Het archief van de Bibliotheca Thysiana en archivalia van leden van de familie Thysius en aanverwante families, 16de-20ste eeuw bevat boedelpapieren, koopmansboekhoudingen en uitgebreide zakelijke en persoonlijke briefwisselingen in het Nederlands en Duits. Deze geven inzicht in handelsactiviteiten, netwerkvorming en familieverhoudingen van enkele rond 1585 uit Vlaanderen en met name Antwerpen naar Duitsland gevluchte en later naar de Republiek getrokken koopliedenfamilies (Thysius, Van der Meulen, l’Empereur, Boel. De Baccher, Pelletier).
Voor meer informatie: conservatoren handschriften, archieven en brieven Mart van Duijn of André Bouwman.
De Nederlander Christiaan Snouck Hurgronje (1857-1936) en de Hongaar Ignác Goldziher (1850-1921) gelden als de grootste islamologen van hun tijd. De brieven van Snouck Hurgronje aan Goldziher werden in 1985 uitgegeven door P.S. van Koningsveld. De andere helft van de correspondentie, de brieven van Goldziher aan Snouck Hurgronje, bevinden zich in de Leidse codex Or. 8952 A. Hierop rustte tot 1997 een embargo. De brieven zijn sindsdien fysiek toegankelijk, maar recentelijk zijn ze dankzij het Metamorfoze project ook digitaal beschikbaar gemaakt.
Nu beide delen van de correspondentie beschikbaar zijn kan verder onderzoek gedaan worden naar de Europese islamologie van de late 19e en vroege 20e eeuw.
De gedigitaliseerde codex Or. 8952 A bevat ook de correspondentie van talloze andere geleerden aan Snouck Hurgronje. Daarvan is eigenlijk nog niets uitgegeven.
Voor meer informatie: conservator oosterse handschriften en oude drukken Arnoud Vrolijk
In 2009 verwierf de fotocollectie van de Leidse Bijzondere Collecties enkele interessante voorbeelden van vroege fotografie: portretten in o.a. daguerreotypie, ambrotypie, ferrotypie en albuminedruk van een voormalige Surinaamse handelsfamilie, in combinatie met uitgebreide documentatie. Deze aanwinst, tezamen met de aanwinst in 2009 door het Rijksmuseum te Amsterdam van de vroegst bekende foto uit Suriname (1846) kan aanleiding zijn voor een uitgebreider onderzoek naar de praktijk van fotografen en fotostudio’s in Suriname in de 19e eeuw.
Voor meer informatie: conservator fotografie Maartje van den Heuvel.
In de collectie Bodel Nijenhuis bevinden zich opvallend veel manuscriptkaarten. Voor Nederland, België en de koloniën (VOC-kaarten, collectie Van Keulen) is daarvan een goed overzicht. Dat geldt echter niet voor de rest van Europa en de wereld. De verzameling manuscriptkaarten biedt een grote variëteit. Sommige manuscriptkaarten zijn ontwerpen voor kaarten die later in druk uitgegeven zijn, andere kaarten zijn juist met de gekopieerd naar gedrukte voorbeelden. Daarnaast kunnen binnen het corpus manuscriptkaarten verschillende series onderscheiden worden. Zo zijn er verschillende grote series handgetekende vestingbouwkundige plattegronden in de collectie voorhanden. Er liggen in de verzameling manuscriptkaarten zeker nog schatten verborgen die het verdienen 'herontdekt' te worden.
Voor meer informatie: conservator kaarten en atlassen Martijn Storms.
Op welke manier kan een kaartencollectie het best toegankelijk en doorzoekbaar gemaakt worden? Hoe wil een onderzoeker kunnen zoeken naar kaarten in de collectie? Het sleutelwoord bij deze vragen is 'locatie'. In een ideale situatie zijn alle kaarten gegeorefereerd. Zo kan er, bijvoorbeeld in een GoogleMaps-achtige omgeving op locatie gezocht worden waarbij digitale afbeeldingen van de kaarten op de juiste locatie zichtbaar worden. Onderzocht moet worden in hoeverre de huidige ontsluiting van de collectie geschikt is voor georeferentie en welke stappen er genomen moeten worden om dit mogelijk te maken. Naast kaarten kan overigens ook bij topografische prenten en tekeningen, en ook bij foto's, gedacht worden aan een gegeorefereerde ontsluiting.
Voor meer informatie: conservator kaarten en atlassen Martijn Storms.
In september 1931 werd in Leiden het 18e Internationale Oriëntalistencongres gehouden onder voorzitterschap van Christiaan Snouck Hurgronje. De proceedings van het congres werden in 1932 uitgegeven door Brill. Alle documentatie is verzameld in Cod. Or. 3105, vijf banden met knipsels, brieven, programma’s etc.
Bestudering van deze collectie zou kennis verschaffen over de staat van de Europese oriëntalistiek in de jaren vóór de Tweede Wereldoorlog. Ook zou het interessant zijn een vergelijking te trekken met een eerder Oriëntalistencongres, gehouden te Leiden in 1883. Dit congres is al bestudeerd door Daniel van der Zande in zijn proefschrift over M.Th. Houtsma.
Voor meer informatie: conservator oosterse handschriften en oude drukken Arnoud Vrolijk.
De Duitse geleerde Levinus Warner leefde van 1645 tot zijn dood in 1665 te Istanbul. Vanaf 1655 was hij diplomatiek vertegenwoordiger van de Nederlandse Republiek bij de Hoge Porte.
Warner verzamelde circa 90 Hebreeuwse handschriften, voornamelijk op het gebied van het Karaïtische jodendom, maar legde daarnaast een collectie van circa 200 gedrukte Hebreeuwse boeken aan. Deze boeken staan summier vermeld in de Catalogus van de Leidse universiteitsbibliotheek van 1674. Zijn de bewuste boeken te traceren in de huidige Leidse collecties?
Voor meer informatie: conservator oosterse handschriften en oude drukken Arnoud Vrolijk.
Stellingwerff is een van de productiefste topografische tekenaars van de achttiende eeuw. Ongeveer 2500 tekeningen van zijn hand zijn bekend.Veel van die tekeningen maakte hij in opdracht van de verzamelaar Mattheus Brouërius van Nidek. Stellingwerffs tekeningen zijn geen originele werken maar kopieën naar andere tekeningen of prenten. Dat maakt zijn werk niet minder belangrijk. In veel gevallen zijn Stellingwerffs voorbeelden niet bewaard gebleven. In feite vormt zijn oeuvre de uitgebreidste documentatie van de Nederlandse topografie die we kennen.
Een oeuvre dat nog niet in zijn totaalheid is onderzocht. Zie ook de beschrijving over Stellingwerff op de website van Historische Topografie.
Voor meer informatie: conservator tekeningen en prenten Jef Schaeps.
Philippus Velijn is de maker van talloze prenten uit het begin van de negentiende eeuw. Hieronder bevinden zich honderden vignetten en illustraties voor boeken, meestal uitgevoerd als staalgravure. De hoeveelheid van Velijns werk is duizelingwekkend maar wordt gekenmerkt door een groot vakmanschap en inventiviteit en het bezit een onmiskenbare charme. Ondanks zijn vooraanstaande plaats in de boekillustratie van rond 1800 is hij nooit het onderwerp geweest van een grondige studie.
Voor welke uitgevers werkte Velijn, welke auteurs illustreerde hij en hoe kan zijn bijdrage aan de boekillustratie gedefinieerd worden, zijn enkele van de vragen die in een scriptie aan bod zouden kunnen komen.
Voor meer informatie: conservator tekeningen en prenten Jef Schaeps.
De Leidse kunstenaar Abraham Delfos (1750-1820) heeft een gevarieerd oeuvre van prenten en tekeningen nagelaten dat nog nooit in zijn samenhang is bestudeerd. Behalve zijn werk, verdienen ook zijn rol in het Leidse kunstenaarsleven en zijn contacten met Leidse wetenschappers aandacht.
Voor meer informatie: conservator tekeningen en prenten Jef Schaeps.
De Universiteitsbibliotheek bezit een groot aantal prenten die de gebeurtenissen uit de decennia rond 1800 in beeld brengen, afkomstig uit de particuliere verzameling van G.J. de Jonge. Dit is de periode waarin Nederland tijdelijk onder Franse heerschappij kwam en waarin zich een soms hevige strijd tussen patriotten en Orangisten afspeelde. De gebeurtenissen werden haast van dag tot dag in prent weergegeven.
Welke gebeurtenissen kregen de meeste aandacht, wat voor beeld geven de prenten van koning Lodewijk Bonaparte, voor wie werkten de prentmakers en wie waren de uitgevers? Deze en andere vragen kunnen het onderwerp voor een stage of aan scriptie vormen.
Voor meer informatie: conservator tekeningen en prenten Jef Schaeps.
In 1907 richtten Adriaan Boer, Ernst Loeb en Johan Huijsen in Haarlem de Nederlandse Club voor FotoKunst op, naar voorbeeld van de Engelse The Linked Ring Brotherhood van H.P. Robinson en de Amerikaanse Photo-Secession van Edward Steichen. Hoewel naar de laatste twee buitenlandse initiatieven veel onderzoek is verricht en hier omvangrijke tentoonstellingen en publicaties over zijn geinitieerd, blijft dit met betrekking tot de Nederlandse NCvFK tot dusver achter. In de fotocollectie van de Universiteit Leiden bevindt zich het merendeel van de fotografie en het archiefmateriaal dat tot een reconstructie van de geschiedenis en de artistieke opvattingen van de NCvFK kan leiden.
Voor meer informatie: conservator fotografie Maartje van den Heuvel.
In 1994 verscheen het fotoboek The Wretched Skin van Koos Breukel. In 2007 schonk Breukel de dummy’s en een speciale editie van dit fotoboek, plus originele foto-afdrukken van alle beelden die in het boek zijn verschenen aan de fotocollectie van de Bijzondere Collecties. Dit vroege fotoboek van de fotograaf kan gezien worden als het werk waarin op meest rauwe en elementaire wijze zijn aanpak en artistieke voorkeur zichtbaar wordt. Onderzoek naar de werkwijze bij en ontwikkeling van de verschillende (voor)stadia van het boek kan bijdragen aan het benoemen en positioneren van het werk van Koos Breukel, die samen met Rineke Dijkstra tot de belangrijkste Nederlandse portretfotografen van deze tijd wordt gerekend.
Voor meer informatie: conservator fotografie Maartje van den Heuvel.
De collectie Ottow omvat zowel archiefstukken als foto’s uit de verzameling van assistent-residenten in Nederlands-Indië vanaf ca. 1890- 1960. Deze collectie, die altijd binnen een familie is gebleven, geeft een bijzondere inkijk in het professionele en persoonlijke leven van vier families die met elkaar verweven zijn, namelijk de families Caspari, Velsing, Blok en Ottow. De collectie bestaat uit archiefstukken, brieven, foto’s, fotoalbums en enkele objecten.
Een aanvullend deel van de collectie bestaat uit bijzonder textiel (doeken, jurken en andere gewaden) dat in de verschillende regio’s in Nederlands-Indië werd verzameld en/ of gedragen. Deze collectie wordt beheerd door het Textile Research Centre (TRC) in Leiden. De collectie documenten, foto’s en textiel kunnen binnen Leiden in samenhang met elkaar worden bestudeerd.
De foto's uit deze collectie worden momenteel gedigitaliseerd en zijn vanaf het tweede kwartaal van 2025 beschikbaar voor onderzoek.
Voor meer informatie: Anouk Mansfeld, conservator Zuid- en Zuidoost-Aziatische fotografie.
Zie ook Schenking archiefstukken en foto’s van assistent-residenten Nederlands-Indië.
In de collectie Bodel Nijenhuis zijn verschillende deelcollecties te onderscheiden op basis van herkomst. Johannes Tiberius Bodel Nijenhuis verrijkte zijn eigen collectie ondermeer door het verkrijgen van (delen van) collecties van overleden cartografen en kaartverzamelaars. Interessant is het materiaal dat Bodel Nijenhuis aankocht op de veiling van de nalatenschap van baron Krayenhoff. Krayenhoff speelde vanaf het eind van de 18e eeuw een sleutelrol in de topografische kartering van Nederland. Ook was hij betrokken bij de totstandkoming van waterlinies en fortificaties. In een recente biografie over Krayenhoff worden zijn cartografische verdiensten onderbelicht. Het inventariseren en analyseren van Krayenhoffs materiaal in de collectie Bodel Nijenhuis kan bijdragen aan een beter inzicht daarvan.
Voor meer informatie: conservator kaarten en atlassen Martijn Storms.
In de collectie Bodel Nijenhuis zijn verschillende deelcollecties te onderscheiden op basis van provenance. Johannes Tiberius Bodel Nijenhuis verrijkte zijn eigen collectie ondermeer door het verkrijgen van (delen van) collecties van overleden cartografen en kaartverzamelaars. In de cartografische en topografische collectie van Bodel Nijenhuis bevindt zich een aanzienlijke hoeveelheid materiaal uit het bezit van hoogleraar archeologie Caspar Reuvens (1793-1835). Reuvens was de eerste directeur van het Rijksmuseum voor Oudheden en tevens een pionier in de moderne archeologie. Door een overzicht te maken van het materiaal van Reuvens in de collectie Bodel Nijenhuis kan inzicht verkregen worden in de karteringswerkzaamheden bij zijn archeologisch onderzoek.
Andere interessante 'subcollecties' binnen de collectie Bodel Nijenhuis zijn onder andere die van ingenieur Jan Blanken, verzamelaar Baron van Heeckeren van Waliën, archivaris Petrus van Musschenbroek, en Rusland-reiziger Abraham Vorsterman van Oyen.
Voor meer informatie: conservator kaarten en atlassen Martijn Storms.