Universiteit Leiden

nl en

Literair Leiden - de leeslijst

Leiden vervult een bijzondere rol in de Nederlandse literatuur: als setting voor verhalen én als werk- en woonplaats voor toonaangevende auteurs. Het is de stad die door Willem Bilderdijk als ‘O Leiden, Bloem der steden’ werd beschreven, maar door F. Bordewijk heel wat minder glamoureus werd afgeschilderd. Dezelfde stad waar Boudewijn Büch in een commune leefde en waar Jan Wolkers ondergedoken zat. Voor deze leeslijst maakten wij een selectie van iconische titels uit de Leidse literatuurgeschiedenis.

April is Literair Leiden-maand bij de UBL! Deze leeslijst is slechts het begin. Lees rustig een boek in onze nieuwe leeshoek, luister tijdens de lunch naar bijzondere Leidse verhalen, wandel mee langs Leidse literaire locaties of bekijk de Leidse literaire film van jouw keus. Kijk hier voor meer informatie over Literair Leiden activiteiten.

Alle iconische Leidse boeken in de onderstaande lijst zijn te lenen bij de UBL. Vraag ze aan door de link te volgen onder de titel, of door zelf op titel, auteur of trefwoord te zoeken in de catalogus.

F. Bordewijk, Fantastische vertellingen

1919

De drie werken waarmee schrijver Ferdinand Bordewijk (1884-1965) een plaats heeft veroverd in de Nederlandse literatuurgeschiedenis zijn Blokken (1931), Knorrende beesten (1933)en Bint (1934). Maar nog voordat hij deze werken schreef, publiceerde hij drie bundels Fantastische Vertellingen: de eerste zag het licht in 1919, de tweede in 1923, en de derde in 1924. Verschillende daarvan spelen in het Leidse corporale studentenmilieu van het begin van de vorige eeuw. Twee proeven op Jos van der Haerden is het bizarre verhaal van een student die op een aap lijkt, en als een gorilla uit het raam vlucht wanneer de verteller en zijn vrienden Korenaar, Bielstra en Wellingman hem willen overmeesteren. Het is geen literair meesterwerk, maar de evocatie van de Leidse achterbuurten is zeker geslaagd: 

"Leiden is niet groot, maar heeft de armoede van een wereldstad. Overal, ook in de meer welvarende gedeelten, breekt de armoede door. Wandel bijvoorbeeld op het Plantsoen langs de villa-achtige huizen, en kijk tusschen de huizen door: allemaal stegen en sloppen, waar het krielt van vervuilde kinderen. En zoo is het overal. Vergeet ook niet de massa gebrekkigen, bochels, horrelvoeten, menschen zonder armen of beenen. En dan vooral de afzichtelijke huidzieken, aangetrokken door het academisch ziekenhuis."

Frans Kellendonk, Letter en geest: een spookverhaal

1982

In 1982 publiceerde Frans Kellendonk Letter en geest, zijn derde roman na Bouwval (1977) en De nietsnut (1979). In de roman wordt het verhaal verteld van de dertiger Felix Mandaat. Hij besluit om te solliciteren bij een universiteitsbibliotheek voor de functie vakreferent Germaanse talen. Voor hem betekent die sollicitatie ook een poging tot het doorbreken van zijn solitaire bestaan: werknemer worden van een bibliotheek staat voor hem ook in het teken van het toetreden tot een gemeenschap. Mandaat wordt aangenomen als tijdelijk vervanger van de heer Brugman. Omdat hij weinig te doen heeft, heeft hij alle ruimte om zijn collega’s te observeren en rond te dwalen door het gebouw. Wanneer hij in de magazijnen van de bibliotheek loopt, meent hij mysterieuze geluiden te horen: Mandaat ontdekt dat er een geest rondwaart in de bibliotheek, al suggereert de roman ook dat die aan de verbeelding van Mandaat zelf is ontsproten. Na drie maanden neemt hij ontslag: uiteindelijk blijkt het onderdeel uitmaken van een gemeenschap te veel te vergen. Hoewel de roman te lezen is als een spookverhaal, is hij wel degelijk geworteld in de realiteit: Frans Kellendonk werkte zelf tussen 1 januari en 30 april 1979 als vakreferent Engels bij de Universiteitsbibliotheek Leiden. In 1990, een paar jaar na verschijning van zijn magnum opus Mystiek lichaam, overleed Kellendonk aan de gevolgen van aids.

F.L. Bastet, Wandelingen door de antieke wereld

1978-1987

Frédéric Bastet (1926-2008) staat vooral bekend als gelauwerd essayist (P.C. Hooftprijs 2005) en biograaf van Louis Couperus. Maar een groot deel van zijn werkzame leven bracht hij in de Leidse academische wereld door. Na studies Klassieke Talen en Archeologie maakte hij naam in het laatstgenoemde vakgebied en werd hij op 40-jarige leeftijd benoemd tot hoogleraar (1966-1976). Na zijn professoraat werkte hij tot aan zijn pensioen als conservator van de klassieke afdeling van het Rijksmuseum van Oudheden. 

Zijn erudiete kennis van de Oudheid bracht hij op zeer toegankelijke en gepassioneerde wijze naar voren in de vijfdelige serie Wandelingen door de antieke wereld, waarin hij de lezer meeneemt naar oude steden en bezienswaardigheden. Geen droge archeologie of geschiedenis, maar verhalen over bekende en minder bekende kunstwerken, over avonturiers en grafrovers, historische personages en de rol van het klassieke erfgoed. Van Pompeii tot Nemrud Dag in oost-Turkije weet Bastet fascinerende details en interpretaties te onthullen, vaak met een knipoog, maar met een enthousiasme en deskundigheid die de antieke wereld onmiskenbaar tot leven wekk. Hij is de reisleider die je vanuit de luie stoel meevoert naar plekken waar je – al lezende – dolgraag zou willen zijn.

Willem Bilderdijk, Afscheid aan Leyden

1827

De dichter, advocaat en veelzijdig geleerde Willem Bilderdijk (1756-1831) heeft zijn leven lang een bijzondere band gehad met Leiden, de stad die hij de ‘bloem der steden’ en het ‘Eden der wareld’ noemde. In 1776 kreeg hij al een gouden erepenning van het Leidse dichtgenootschap Kunst wordt door arbeid verkreegen en tussen 1780 en 1782 studeerde Bilderdijk rechten aan de Leidse universiteit. Na een weigering om, als vurige orangist, het Bataafse bewind te erkennen werd hij in 1795 verbannen uit Nederland. Ruim tien jaar lang leefde hij in moeilijke omstandigheden in Engeland en Duitsland. Toen hij in 1806 naar Nederland kon terugkeren, reisde hij meteen naar Leiden. Hier was hij getuige van de verwoestende buskruitramp van 12 januari 1807, waardoor hij gedwongen was om naar Den Haag te verhuizen. In 1817 vestigde hij zich andermaal in Leiden, ditmaal als privaatdocent. Toen hij tien jaar later, opnieuw noodgedwongen, naar Haarlem verhuisde en de Sleutelstad voorgoed verliet, schreef hij een ontroerend dichtstuk, Afscheid aan Leyden (1827), een vaarwel van een man met een ‘door ’t wee gebrijzeld hart’. In de laatste strofe sprak hij de stad toe, die hem oud had zien worden, maar ook zijn ‘levens eerste bloem’ had aanschouwd.

K. van het Reve, Afscheid van Leiden

1984

Karel van het Reve (1921-1999) was hoogleraar Slavische letterkunde van 1957 tot 1983. Bij zijn afscheid van Leiden schreef hij een artikel onder de passende titel Afscheid van Leiden, dat verscheen in de bundel Afscheid van Leiden. Van het Reve schrijft in dit artikel op de hem bekende ironische wijze over de stad en de Leidse Academie. "Nergens heeft de overgang van het leven naar de dood zo ongemerkt plaats als in Leiden", zei Tatjana Ehrenfest tegen Albert Einstein, en dat zou die laatste hebben doen besluiten zijn wetenschappelijke carrière in Amerika voort te zetten. Hoogtepunt van het artikel is het verhaal waarin Van het Reve bij ijzel met zijn auto in het Rapenburg reed, gered werd door een bouwvakker (‘Kom eruit, klootzak!’) en toch nog college kon geven omdat schrijver Maarten Biesheuvel hem zijn broek leende. We moeten wel waarschuwen voor de ongefundeerde laster aan het adres van de Universitaire Bibliotheken: onze collectie bevat wel degelijk de Marx-Engels Gesamtausgabe en ook de verzamelde werken van Lenin - al is het waar dat die laatste reeks enkele akelige hiaten bevat.

Boudewijn Büch, Links! Een rode burleske

1986

Leiden kende in de jaren zeventig van de vorige eeuw een linkse commune: De Bange Duivel. Deze commune verwierf landelijk enige bekendheid omdat schrijver Boudewijn Büch (1948-2002) een korte periode in deze commune leefde. De roman Links! Een rode burleske speelt zich af in Leiden en gaat over deze periode. 

Büch woonde in Leiden eerst op kamers in de Haarlemmerstraat en daarna aan De Sitterlaan. In 1971 begon hij met vier volwassenen en twee kinderen in de Koningstraat te leven in de commune. Ger van den Berg (1937-2004), een deskundige op het gebied van het Oost-Europees recht en Ruslandkunde aan de Universiteit Leiden gaf er privatissima in het dialectisch materialisme. De leden, waaronder grafici Frans Montens en Lydia Mercedes Luijten, werkten samen aan allerlei literaire- en kunstprojecten, waarvan Een hol kinderhoofd de leegte (1973), een doos met daarin verschillende foto’s, etsen en een verhaal, het bekendste is geworden. Hoewel Büch in de zomer van 1972 ‘zijn met verve gedragen maoïstische insignes’ zou afleggen en uit de commune trad, figureert hij nog wel in dit project. In de doos is een fotoportret opgenomen en wordt hij afgebeeld op een van de etsen. Verder komt hij in de bijgevoegde tekst voor onder het pseudoniem ‘De spraakleraar’. Met de roman Links! rekende hij met deze episode in zijn leven en de andere leden van de commune af.

Maarten ‘t Hart, De Kroongetuige

1983

De Kroongetuige is een van de meest geslaagde in Leiden gesitueerde literaire krimi’s. Wanneer een jonge vrouw plotseling verdwijnt, wijzen zowel de politie als de media naar een medewerker van het biologisch laboratorium. Hij zou de vrouw vermoord hebben, om haar vervolgens te voeren aan de ratten van het lab. De medewerker hult zich echter in stilzwijgen, waardoor zijn vrouw op onderzoek uitgaat om de ware dader te vinden.  

Wat volgt is een spannend detectiveverhaal, afgezet tegen het Leiden van de jaren zeventig. Het boek geeft daardoor zowel een stads- als tijdsbeeld. Zo speelt café 'Spiegels' (De Twee Spieghels) een centrale rol in het boek, evenals het voormalige biologisch laboratorium, dat in de buurt van de Sterrenwacht stond. Het gebeurt ook wanneer de hoofdpersoon een bezoek brengt aan het Vrouwenhuis en ziet hoe de mensen daar de actuele politiek bespreken. Deze passage is des te interessanter omdat ’t Hart zich in dezelfde tijd zeer kritisch uitliet over radicale feministen in De vrouw bestaat niet.

Met De Kroongetuige schreef Maarten ’t Hart een bestseller die jarenlang vaste prik was op de leeslijsten van middelbare scholieren. Het boek leende zich daar perfect voor, door de beperkte omvang, het spannende verhaal en de stijlwisselingen die door het boek heen optreden. Het boek is daarom ten onrechte lange tijd ook gezien als jeugdliteratuur. In werkelijkheid gaat het hier om een pakkende literaire thriller, die in het bijzonder voor Leidenaren interessant is.

Harry Mulisch, De ontdekking van de hemel 

1992

Hoewel hij werd geboren in Haarlem en als schrijver vooral actief was in Amsterdam, koos Harry Mulisch ervoor om een aantal centrale scènes uit De ontdekking van de hemel te situeren in Leiden. Hoofdpersonen Max Delius en Onno Quist ontmoeten in Leiden hun vriendin Ada Brons, en gezamenlijk brengen Max en Ada een bezoek aan de Leidse Sterrenwacht, waar revolutionair onderzoek wordt gedaan. Uiteindelijk is er een samenzwering van engelen nodig om te voorkomen dat dit onderzoek zijn logisch eindpunt bereikt.

De ontdekking van de hemel was Mulisch’ magnum opus en is meerdere malen uitgeroepen tot een van de beste werken uit de Nederlandse literatuur. Wanneer de mensen door kennis zelfbewust worden en zich losmaken van God, reageert de laatste met een complex plan om het verbond tussen de mensen en God – verankerd in de tien geboden – terug op te eisen. Deze premisse biedt Mulisch de gelegenheid om een alternatieve geschiedenis te schrijven van de twintigste eeuw en te reflecteren op de verhouding tussen kennis en geloof, en tussen mystiek en wetenschap.  

Mulisch’ hoofdwerk is daarom regelmatig omschreven als een filosofische of mystieke roman. Dat laat bepaalde aspecten van de roman echter buiten beschouwing, want het werk is ook krachtig vanwege het hoge tempo, de vele gebeurtenissen en de sprekende personages. Daarnaast is er de nodige humor, wanneer Mulisch de draak steekt met de opstandige jaren zestig – en in zekere zin met zijn eigen rol daarin.

Jan Wolkers, Kort Amerikaans

1962

In 1962 debuteerde Jan Wolkers als romancier met Kort Amerikaans. Het verhaal is gesitueerd in Leiden tijdens de laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog. De 18-jarige Eric van Poelgeest is samen met zijn vriend Peter onderweg naar de teken- en schilderacademie Ars Aemula Naturae om zich in te schrijven voor lessen. Peter wordt opgepakt bij een razzia; Eric ontspringt de dans. Op de academie ontmoet Eric de kunstschilder die de leiding heeft en vertelt hem openhartig dat hij op een zolderkamer zit ondergedoken voor de arbeidsdienst. Op die kamer worstelt Eric met zijn ontluikende seksualiteit. Hij heeft een vriendin die vooralsnog geen seksueel contact wil, maar op het lampenatelier waar Eric werkt is een ondergedoken Joods meisje dat in dat opzicht welwillender is. Gedurende de hele roman hangt de oorlogsdreiging als een wolk boven de gebeurtenissen. Het boek is bij vlagen expliciet seksueel, en dat was men in 1962 duidelijk nog niet gewend. In een interview uit 1979 zei Wolkers over het contact met zijn uitgever Meulenhoff: "In het manuscript van Kort Amerikaans had Bloemena [Willem Bloemena, redacteur bij Meulenhoff, red.] bij alle kutten en pikken streepjes gezet. Dat moesten vagina's en penissen worden. Ik vond dat zulke verdomde vieze woorden dat ik zei: goed, dan gaat het niet door. Er wordt geen woord veranderd. Toen heeft hij het hele manuscript geaccepteerd."

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.