Leeslijst Arnon Grunberg, ter gelegenheid van zijn 50ste verjaardag
De verschijningsdatum van Arnon Grunbergs nieuwe boek Slachters en psychiaters is er niet zomaar één: 22 februari 2021 is de vijftigste verjaardag van de gelauwerde en veelgeprezen schrijver. Wie een blik werpt op de publicatielijst van Grunberg zal meteen de buitengewone productiviteit opmerken: tussen het in 1987 gepubliceerde toneelstuk Koningin Frambozenrood en het vandaag uitgekomen Slachters en psychiaters prijken tientallen titels in uiteenlopende genres.
Aan bekroningen en prijzen voor het oeuvre van Grunberg is ook zeker geen gebrek: in 2000 won hij voor de roman Fantoompijn de AKO Literatuurprijs, om hem in 2004 nogmaals te ontvangen voor De asielzoeker. Ook won hij twee keer de Anton Wachterprijs, de Libris Literatuurprijs en de Gouden Ganzenveer. De belangrijkste levende schrijver in het Nederlands taalgebied dus? Daarover zullen de meningen uiteenlopen. Dat hij met zijn omvangrijk oeuvre een positie van groot belang inneemt in het literaire landschap is in elk geval onmiskenbaar.
In onderstaande leeslijst belichten we enkele van Grunbergs boeken. Het betreft echter slechts een selectie, er zijn nog veel meer zijn werken te vinden in de collecties van de Universitaire Bibliotheken Leiden (UBL). Alle boeken op de lijst zijn te lenen bij de UBL door de link onder de titel van het betreffende boek te volgen of te zoeken in onze catalogus.
Blauwe maandagen
In Blauwe maandagen probeert een joodse jongen (‘Arnon’) zich vergeefs te bevrijden uit het claustrofobische gezin waarin hij opgroeide. In groteske en pijnlijke scenes waarin het eten door de keuken vliegt, blijkt hoe zijn onmogelijke moeder en zieke oude vader zijn getekend door hun Holocaust verleden. De schoolverlater Arnon vernietigt tegen wil en dank alles wat warmte zou kunnen bieden, zoals een ontroerende prille liefde voor Rosie. De enige troost is die van de slapstick, de enige uitweg het beschrijven van het absurde en het obscene, zoals eindeloos bordeelbezoek. Dat Arnon uiteindelijk zelf een escort wordt, is een metafoor voor zijn schrijverschap: het verkopen van het meest intieme, en troost zoeken in de publieke ruimte. Zo is het schrijven zelf een afrekening met een obscene geschiedenis en een overwinning op de schaamte.
Gstaad 95-98
Waarom nam Grunberg een andere naam aan toen hij De geschiedenis van mijn kaalheid en Gstaad schreef? Het antwoord daarop is te vinden in de romans van deze ‘Marek van der Jagt’: opvoeringen van wrede seksuele fantasieën, moedermoord en incest. De vaderloze hoofdpersoon François van Gstaad wisselt voortdurend van naam en van beroep: van nazitandarts (compleet met herdershond) tot sommelier in een berghotel en ‘bewaker’ van oude dames. Het perverse coming-of-age verhaal van François eindigt met een moord en hij belandt in de gevangenis, waar hij zijn verhaal vertelt. Liever dan realistisch moeten we deze roman psychoanalytisch lezen. De vorming van het Zelf, van het ‘ik’ lijkt alleen met geweld tegen een jonge vrouw te kunnen plaatsvinden, en daarna alsnog te mislukken. Waarom dat zo misgaat? Het antwoord daarop lijkt gezocht te moeten worden in de ‘ramp’ die Mathilde is overkomen: het ‘onvoorstelbare’ dat maar eens ‘voorstelbaar’ moest worden (GS, 10). Er zijn allerlei aanwijzingen dat we deze ramp als de Jodenvernietiging in de Tweede Wereldoorlog kunnen begrijpen.
Tirza
In 2006 publiceert Grunberg de roman Tirza. Daarin staat Jörgen Hofmeester centraal, een man van middelbare leeftijd die bij een uitgeverij werkte maar daar niet meer nodig blijkt te zijn. Omdat hij echter ook te oud is om ontslagen te worden, zit hij met behoud van loon thuis. Om voor zijn omgeving de schijn van een werkend leven op te houden reist hij vijf ochtenden per week naar Schiphol. Zijn vrouw heeft hem dan reeds verlaten. Zijn jongste dochter Tirza vormt de spil van Hofmeesters bestaan, ze is zo’n beetje alles wat hem nog rest. Tirza staat op het punt haar eindexamenfeest te vieren en daarna met haar vriend Choukri (die door Hofmeester steevast Mohammed Atta wordt genoemd, naar één van de aanslagplegers van 11 september 2001) op reis te gaan naar Namibië. Voor Hofmeester is het vertrek van Tirza onverteerbaar, en met een tragische noodlottigheid ontvouwt zich een verhaal dat laat zien hoe wanhoop, wreedheid en liefde met elkaar verstrengeld kunnen raken.
De man zonder ziekte
De Man zonder ziekte leest als een spannende spionageroman. De architect Samarendra Ambani is de zoon van een Zwitserse en een Indiase immigrant, maar voelt zich een ‘wereldburger’. Wanneer hij naar Bagdad reist voor een opdracht, denkt hij ook alleen maar ‘schoonheid’ te kunnen brengen. Die naïviteit wordt wreed bestraft: kunst bestaat niet buiten de politieke omgeving en engagement is dus nooit waardenvrij. Ondanks een traumatische ervaring in de gevangenis, reist hij opnieuw af naar het Midden-Oosten. Het is maar de vraag of hij ditmaal weer zo naief is, of optreedt als spion. Niet uit politiek idealisme, maar om geld te verdienen om zijn zus te ‘redden’, die aan een spierziekte leidt. Zoals altijd bij Grunberg, en net als in de tragische opera’s waar de roman naar verwijst, lopen deze goede bedoelingen uit op destructie.
Moedervlekken
Moedervlekken gaat over de psychiater Oscar Kadoke, die vóór alles een goede zoon is, die zijn moeder koste wat het kost in leven wil houden. Als kind van een Holocaust-overlevende is hij ‘de zoon die leeft opdat anderen niet hoeven te sterven’. Ook Kadokes werk als psychiater betekent dat hij moet zorgen dat mensen een psychische crisis overleven: soms vergeefs. Vaststaat dat Kadoke zich in de loop van het verhaal bevrijd heeft van de zorg voor zijn hulpbehoevende moeder. Een vrijheid die wordt ondersteund door de symboliek van de grote moedervlekken die Kadoke het hele verhaal op zijn rug draagt, en die aan het einde pijnloos verwijderd zijn. Voordat het zover is, heeft Kadoke zich juist dieper in de nesten gewerkt, zoals we van Grunbergs helden gewend zijn.
Bij ons in Auschwitz
In Bij ons in Auschwitz (2020) verzamelde Arnon Grunberg getuigenissen van slachtoffers en overlevenden van concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz. Hoe kun je het verschrikkelijke dat in de kampen gebeurde beschrijven? Kan dat eigenlijk wel? In de inleiding schrijft Grunberg: “Je zou moeten zwijgen, je zou moeten verstommen, maar je mag niet zwijgen. Het verstommen kan geen antwoord zijn op het ongehoorde. Toch moet altijd weer vermeld worden dat het spreken een spreken onder voorbehoud is, dat het spreken een onmogelijkheid is en een onmogelijkheid uitdrukt.” In het boek zijn getuigenissen opgenomen van bekende schrijvers en getuigen als Tadeusz Borowski, Primo Levi, Elie Wiesel en Imre Kertész, maar ook van minder bekende zoals Wiesław Kielar, Zalmen Gradowski en Miklós Nyiszli.
Afgrond zonder vangnet – Yra van Dijk
“Zijn romans lijken sterk vertekende zelfportretten. De vraag is hoe ‘echt’ de persoon is die we daarin zien. Want alles is fictie bij Arnon Grunberg, zijn brieven, zijn feuilleton in de krant en volgens hemzelf ook ‘foto’s van zijn persoon’.” Deze woorden zijn afkomstig uit de inleiding van de uitvoerige studie Afgrond zonder vangnet: Liefde en geweld in het werk van Arnon Grunberg (2018), een monografie waarin de Leidse neerlandica Yra van Dijk het (op moment van schrijven) volledige oeuvre van Arnon Grunberg analyseert. Ze brengt het traject in kaart dat Grunberg vanaf zijn debuutroman Blauwe maandagen (1994), via romans als De asielzoeker (2003), De joodse messias (2004) Tirza (2006), en Goede mannen (2018) heeft afgelegd, en waarin steeds de afgrondelijke verschrikkingen en wreedheden centraal staan die de mens zichzelf aandoet.
Het model, de schrijver, de schilder (i.s.m. Jeroen Hermkens)
Grunberg publiceert zijn romans, verhalen en essays niet alleen via zijn reguliere uitgevers maar werkt ook geregeld samen met kunstenaars, bibliofiele uitgevers en margedrukkers. Het kan gaan om korte teksten in een omslagje tot prestigieuze uitgaven. Tot die laatste categorie behoort Het model, de schilder en de schrijver uit 2018. In een cassette zijn vijf katernen met teksten van Grunberg opgenomen, elk begeleid door een litho van de kunstenaar Jeroen Hermkens. De teksten zijn een heruitgave van een reeks artikelen die Grunberg schreef voor NRC onder de titel ‘’Het naaktmodel als reisgids’. Hermkens nam het initiatief voor de serie: terwijl Grunberg sprak met de modellen (vier vrouwen, een man), maakte hij tekeningen. Voor de uitgave in cassette produceerde hij nieuwe litho’s. De gesprekken tussen Grunberg en de modellen gaan over naaktheid (‘vooral mijn eigen’), schaamte, de relatie tot de andere mens, voyeurisme (‘Als wij geen voyeurs waren zouden wij onverschillig tegenover elkaar staan’, aldus model Andres) en de dood. Waar de tekeningen van Hermkens in de krant steeds ook Grunberg, die net als de modellen uit de kleren ging, laten zien, zijn de litho’s in de cassette klassieker en portretteren zij alleen het naaktmodel.