Van kluis naar kussen: de collectie portretten
In de serie tafelgesprekken ‘Van kluis naar kussen’ krijgt de kijker een blik achter de schermen van de Bijzondere Collecties van de Universitaire Bibliotheken Leiden (UBL). In deze aflevering staat de portretcollectie centraal. Aan de hand van enkele bijzondere portretten gaat hoofdconservator Garrelt Verhoeven in gesprek met Jef Schaeps, conservator Prenten en tekeningen, Jori Zijlmans, conservator geschiedenis van Museum De Lakenhal, Mineke Schipper-de Leeuw, emeritus-hoogleraar Literatuurwetenschap en kunstenares Joanna Quispel, die haar portret schilderde.
De achtergronden van de collectie, de portretten in de Senaatskamer van het Academiegebouw, de inhaalslag van vrouwelijke hoogleraren en Josephus Justus Scaliger, de enige hoogleraar met rode toga, komen uitgebreid aan bod. En natuurlijk worden er eeuwenoude portretten getoond: van kluis naar kussen!
Vanwege de gekozen cookie-instellingen kunnen we deze video hier niet tonen.
Bekijk de video op de oorspronkelijke website ofPortretten en representatie
Vanouds beheert de Universiteit Leiden een omvangrijke collectie portretten van de hoogleraren die sinds de oprichting in 1575 aan de universiteit verbonden waren. De kern van de collectie is verzameld in de Senaatskamer, het hart van de universiteit. Hier is duidelijk te zien hoe de portretten in dienst staan van representatie. De universiteit laat zich op zijn allerbest zien en siert zich met knapste koppen die Leiden heeft gekend. De Senaatskamer is het resultaat van het werk van secretaris David van Royen die in de periode 1735-1745 de kunstenaar Hieronymus van der Mij inhuurde, met als resultaat rond de 35 portretten. Deze kerncollectie, aangevuld met oudere portretten, werd ook in latere tijd uitgebreid met nieuwe portretten, vaak geschilderd bij gelegenheid van het emeritaat van een hoogleraar. Een laatste grote toevoeging aan de schilderijen in de Senaatskamer is een reeks portretten van vrouwelijke hoogleraren in 2018.
Schilderijen, prenten, tekeningen en foto’s
Maar portretten waren al vanaf de begindagen van de universiteit van belang. J.J. Scaliger, een van de eerste hoogleraren in Leiden, liet in zijn contract de bepaling opnemen dat de universiteit zijn portret zou laten graveren. Een teken van de waarde die men aan een portret hechtte. Scaliger kon het (gedrukte) portret rondsturen aan bevriende geleerden en zo aan zijn roem werken. Deze behoefte van de geleerden zichzelf te propageren en van anderen om hun afbeeldingen te bezitten werd door de universiteit al snel erkend door de uitgave van een boekje met daarin portretten van alle hoogleraren. Gravures, want die waren relatief goedkoop, snel te maken en makkelijk te verspreiden. In de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw zijn er honderden van deze portretprenten gemaakt. Daarnaast bezit de universiteit tal van tekeningen en foto’s van hoogleraren. Het aantal portretten loopt zo in de duizenden.
Portretten zijn niet alleen een documentatie van de geschiedenis van de universiteit en haar hoogleraren, ze vertellen ook iets over de ontwikkeling van de kunst in vier eeuwen, in het bijzonder de kunst van het portretteren, ze laten ook vier eeuwen mode zien (denk aan de achttiende-eeuwse pruiken) en ze zeggen iets over de sociale positie van de hoogleraar en de drang tot zelfprofilering.